Bij ministerieel besluit van 14 augustus 1928 werd door de Minister van Binnenlandse Zaken opdracht gegeven aan de provincies om, onder voorzitterschap van hun Gouverneurs, comité’s op te richten, om de viering van het eeuwfeest van België’s onafhankelijkheid (1830–1930) in de provincies te sturen.
De Minister gaf zijn instemming met de samenstelling van het eeuwfeestcomité in onze provincie op 8 november 1928.
Het comité bestond uit 56 medewerkers, gerekruteerd uit de hoogste wetgevende, bestuurlijke, gerechtelijke en geestelijke kringen van de provincie, een aantal vertegenwoordigers van steden en gemeenten, en vertegenwoordigers van provinciaal erkende militaire, culturele en kunstminnende verenigingen.
Op 1 december 1928 werd tijdens een instellingsvergadering door voorzitter gouverneur Baron Janssens de Bisthoven toelichting gegeven over de opdracht van het comité, namelijk de viering der onafhankelijkheid in 1930 voor te bereiden binnen welbepaalde richtlijnen. Er vertrok een ambtsbrief van de gouverneur naar alle West-Vlaamse gemeenten met toelichtingen rond het eeuwfeest en om aan te sporen tot lokale actie en de brief besloot met: “…ik koester de hoop dat al de steden en gemeenten zullen wedijveren om, op schitterende wijze, het Eeuwfeest van 1930 te vieren. Ik twijfel er niet aan of gij zult u aansluiten bij de Vaderlandsche gevoelens van het Staatsbestuur en/of dat de steden en gemeenten van West-Vlaanderen hunne trouwe verkleefdheid aan de eenheid van België, hunne eerbied voor onze instellingen en hunne erkentelijkheid voor ons Vorstenhuis, zullen bevestigen.”
Het provinciaal comité kwam opnieuw in zitting bijeen op 9 februari en 30 september 1929 en op 31 januari 1930 voor het uitwerken en bijschaven van de feesten en plechtigheden in de provinciehoofdstad maar ook voor de beoordeling van de programma’s van de arrondissementen en de steden. De financiële middelen bedroegen 1.828.766,54 fr., bijna uitsluitend bestaande uit toelagen door de regering, de provincie en de stad Brugge.
De provincie nam volgende grote manifestaties voor haar rekening:
Op 21 juli was er te Brussel een plechtig nationaal Te Deum, een banket en een vaderlands feest in het Jubelpark. Alle burgemeesters waren hierop uitgenodigd. De geestelijke overheid plande een nationale godsdienstige betoging van alle mannen te Mechelen op 31 augustus.
Alle steden en gemeenten kregen een provinciale toelage van 0,50 fr. per inwoner van het provinciaal eeuwfeestcomité op voorwaarde dat ze zelf een som, minstens gelijk aan de provinciale toelage, ter beschikking stelden voor de feesten en plechtigheden. Arrondissementshoofdplaatsen kregen iets meer.
Slechts vijf West-Vlaamse gemeenten (Gijverinkhove, Sint-Jacobskapelle, Sint-Jan, Zarren en Zoetenaaie) hebben geen eeuwfeest gehouden. Voor onze steden opende Ieper de feestelijkheden op 25 mei met een historische stoet, speciale verlichting en vuurwerk door het Nationaal Verbond der Oorlogsinvaliden en Brugge sloot de boeken op 4 november met een provinciale prijskamp voor hengsten van het Belgisch trekras.
Op de slotvergadering van het provinciaal comité op 27 november 1930 werd unaniem beslist het overschot van de financiële balans, zijnde 100.000 fr., over te dragen aan de afdeling West-Vlaanderen van het Nationaal Woningfonds van België en der Kroostrijke Gezinnen.
We konden in ons archief de eeuwfeestprogramma’s terugvinden van onze deelgemeenten.
Beselare
Zondag 27 juli:
Zondag 3 augustus:
Zondag 5 oktober: Bamis-kermis in het teken van het eeuwfeest:
Maandag 6 oktober:
Dinsdag 7 oktober:
Dinsdag 11 november: vredefeesten:
Geluveld
Zaterdag 27 september:
Zondag 28 september:
Maandag 29 september:
Dinsdag 30 september:
Woensdag 1 oktober:
Donderdag 2 oktober: