In 1093 is er voor het eerst melding van het gehucht Oostnieuwkerke, gedrongen tussen Roeselare, Hooglede, Staden, Westrozebeke, Passendale en Moorslede. Toch was er al sprake van een kapel, afhangend van de moederkerk van Roeselare. Het patronaatrecht over zowel de Sint-Michielskerk van Roeselare als die kapel van Oostnieuwkerke behoorde toe aan de abdij van Zonnebeke. Tot 1614 werden aldus te Oostnieuwkerke door de bisschop wereldlijke (seculiere) priesters aangesteld op voorstel van de abt van Zonnebeke.
Na de beeldenstorm van 1566, die de parochies in de streek gedurende 30 à 40 jaar in diep verval stortte, herrijst het kerkelijke leven tijdens het vreedzame bewind van Albrecht en Isabella. De gevluchte bevolking keert (gedeeltelijk) terug, de vervallen kerk wordt hersteld en het godsdienstige leven komt terug op gang. Daarvoor kreeg Oostnieuwkerke van Albrecht en Isabella in 1613 een octrooi (een machtiging) om belasting te leggen op bier om zo de nodige fondsen bijeen te krijgen om de kerk te herstellen.
Wegens gebrek aan seculiere priesters werden gedurende de twee volgende eeuwen 10 reguliere Zonnebeekse kanunniken (zo noemde men de paters) door de bisschop, op voorstel van de abt, als pastoor te Oostnieuwkerke aangesteld. Vier grafstenen, waarvan twee ingebouwd zijn in de rechtermuur van de kerk (aan het orgel) en waarvan de twee overige zich bevinden in de buitenmuur aan het noordelijk zijaltaar, herinneren aan vier overleden pastoors uit die twee eeuwen. De zes andere pastoors kregen te Oostnieuwkerke geen grafsteen.
De opeenvolgende pastoors zijn:
Door de annexatie van Vlaanderen bij Frankrijk vanaf 1 oktober 1795 werd de abdij van Zonnebeke opgedoekt in 1796. Meteen verviel ook het patronaat van Zonnebeke op de kerk van Oostnieuwkerke. Vanaf dan werden opnieuw seculiere priesters als pastoor aangesteld.
Pastoor Jean-Baptiste Wallaert is de eerste Zonnebeekse pater die als pastoor-monnik te Oostnieuwkerke werd begraven. Hij kreeg, net als pastoor Du Fort, geen grafsteen in de kerk omdat de lokale bevolking uitgezogen was door de toen heersende oorlogsomstandigheden. De pastoors Becquet en Nounckele werden begraven in de rechtse binnenmuur (aan het orgel) van de kerk. De grafstenen van pastoor Borreman en pastoor De Stoop zijn ingemetseld in de buitenmuur van het noordelijke zijaltaar.